maandag 2 december 2013

Getröstet werden

Die zin en melodie zong al de hele dag in zijn hoofd. Getroost worden voor alle onzekerheid die hij voelde. Het onvermogen om stabiel te zijn. Alles onder controle te hebben.
De konijntjes sprongen om de stacaravan. Dan weer luisterend, dan weer knabbelend aan het malse gras. Een enkel geluid deed ze opkijken en vluchten. Hij stampte met zijn voeten op de vloer. Getroost worden terwijl hij hier zat. Ver weg van huis, ver weg van vrienden, van vriendinnen. Alleen met een koud oud tweepersoonsbed. Hij wist het niet meer.

De ramen hingen mistig in de sponningen. De radio kraakte bij iedere noot. Bach, dacht hij. Bach moest het zijn. Passiemuziek van Bach. De kracht om door te gaan. Met bevende handen zocht hij op de radio naar de klassieke zender. Hilversum vier, dat is toch altijd van die mooie muziek. En was het niet de passietijd? De tijd waarin je dood gegooid werd met passiemuziek. Van alle mogelijke en onmogelijke componisten. Daar zou Bach wel tussen zitten. De radio bleef kraken. Alsof Limburg geen verbinding met de rest van de wereld had, geen antennes had om signalen op te vangen. Triest hield hij zijn handen bij elkaar. ‘Alle machtig prachtig’ mompelde hij in zichzelf, 'ben ik daarom naar Gulpen gegaan om alleen te zijn met een krakende radio die nog niet eens de Mattheüs Passion kan weergeven.

Met een resoluut gebaar veegde hij de damp van het raam. Het uitzicht, daar was het om begonnen. Het uitzicht naar het hellingbos. Het klooster van de orgelpater met zijn mannengeur en wierook gezicht. Met zijn krachtige handen die zo resoluut in de toetsen van het orgel konden grijpen. De pater die zong en soms op een verheven melodie een vies liedje kon zingen.
‘Van Mozart’ zei hij dan met een scheve glimlach, 'die ook zo ondeugend kon zijn.’ Misschien deed de cd-speler het. Hij graaide in zijn versleten tas naar een cd. Toch weer Bach. Gelukkig een oeroude versie van de Mattheüs, een gerecyclede versie van dirigent Mengelberg, in het Concertgebouw te Amsterdam. Ouderwets langzaam. Hij zette hem op. Bij de eerste maten deed hij zijn handen samen en sloot zijn ogen. Ik moet mee zingen, dacht hij, God moet horen dat ik hier zit en verlang, verlang naar een vrouw. Een vrouw met karakter. Een vrouw met een huishoudelijk lijf. Langzaam vulde de stacaravan zich met geluid. Langzaam zong hij de gewijde tekst mee. Er kwam rust over hem. Hij kreeg weer vrede met zichzelf.
Er werd indringend geklopt op de deur. Stram stond hij op en deed de deur open. Het was de orgelpater in habijt. Of hij in de orde wilde treden? Daar zou hij goed aan doen. Zijn zoeken naar God en de onrust die hij voelde zouden daar een antwoord vinden. Hij knikte en zei dat hij er over zou nadenken.

In de verte klonk het vertrouwde geluid van een Toyota bestelbus. Dat geluid kwam langzaam dichterbij over het pad en stopte voor de caravan. De deur ging open en er liep iemand op de caravan af.
'Ben jij daar Henk?’ vroeg een stem. ’Ik ben het, Ary, en ik heb je dochter mee genomen. Ze miste je en je mobiele telefoon stond uit. Daarom ben ik maar zelf gekomen. Komt dat uit?'
Het was alsof de zon doorbrak. Weg met dat Godsbesef. Die stomme passiemuziek. Weg met die bewierookte orgelpater. Dansen wilde hij, met zijn dochter. Het kind uit de gelukkigste relatie die hij ooit gehad heeft.


Uw reactie op dit verhaal hoor ik graag --> deruyterrestauratie@12move.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten