dinsdag 11 februari 2014

Het carillon

Hoog boven de stad speelt het carillon van de Nieuwe Kerkstoren aan de Markt in Delft de feestelijke Krönungsmesse muziek van Mozart. Het lijkt wel of alle klokken tegelijk spelen. Het is een drukte van belang op deze zonnige donderdag. Toeristen verdringen zich voor de kramen met groente en fruit. Stoffenhandelaren etaleren hun mooiste stoffen. Bloemrijke katoentjes, satijn met zijn mooie glanzen. Standwerkers prijzen met luide stemmen hun bijzondere spullen aan. Daarom heen de terrassen waar mensen zitten achter koffie met gebak. Ze kijken omhoog. Een enkeling lijkt de melodie te herkennen en zingt zachtjes een stukje mee.

‘Mama’ hoor ik een kind zeggen. ‘Luister, dat is de muziek die oma ook op het harmonium speelt als ik met jou na schooltijd langs ga. En ze speelt het ook zo mooi.’
‘Ja Juultje, dan zing ik ook mee. Maar kom, we moeten nog een plantje voor oma kopen.’

De zon schijnt stralend op de kramen van de nabij gelegen bloemen- en plantenmarkt langs de gracht van de St. Hippolytusbuurt. Aan de ene kant de planten en aan de andere kant tegen over de visbanken onder witte luifels de bloemen.
Rode rozen in grote bossen zijn voor iedereen te koop. Anjers. Te veel om op te noemen. Het is een feest van kleuren, vormen en geuren. Toeristen uit binnen- en buitenland kijken hun ogen uit. Veel vrouwen lopen in luchtige jurkjes die hun benen en boezems laten schitteren. De mannen in korte broeken en mooie hemden in fantasievolle designs. Daar tussen door de bewoners die keurend en ginnegappend met de handelaren hun eigen weg gaan.
Aan de schaduwkant hebben de kwekers en handelaren hun planten uitgestald. De bittere geuren van de geraniums, de zoetheid van de anjelieren. De uitbundigheid van de witte en rode anjers. De stoere handelaren in groene werkjassen kijken trots.

Verder op kom ik ze weer tegen. Het meisje met haar moeder. Ze raakt niet uitgepraat over wat ze allemaal ziet en hoort.
‘Mamma, mamma’, hoor ik haar zeggen,’kijk, een plant met belletjes. Oma zegt altijd dat er muziek komt uit de belletjes. Mag ik daar naar luisteren. En als de belletjes echt klinken die ook kopen alsjeblieft?'
De moeder is vertederd. Haar blonde haren glanzen in de zon. Ze heeft een stralend figuur dat haar vijfendertig jaren goed laat uitkomen, gestoken in frisse, vrolijke kleren. Ze kijkt naar haar dochtertje.
‘Juultje, denk je echt dat die belletjes zingen?’
’Ja mamma.’
Dan kijkt Juultje verrast omhoog. Ze luistert naar het carillon. Het lijkt of haar gezichtje verandert. ‘Hoor mamma, daar is de muziek weer die oma ook altijd speelt op het harmonium. Hoor dan toch mama’.
‘Ja’ zegt Eva weemoedig ‘ik hoor het wel’.
In gedachten is ze weer thuis met haar broertje. Moeder was nog gezond. Vader werkte hard op de tuin. Moeder speelde zo vaak ze kon op gitaar, mandoline en het harmonium. Muziek van Mozart, Bach. Ze speelde alles. Later kreeg ze parkinson en was het over met het muziek maken. Eva legt haar hand op de schouder haar dochtertje en kijkt blij. ‘Je hebt gelijk, dat is de muziek van oma’.
‘Zit die muziek ook in de belletjesplanten’ vraagt zij met een glimlach aan de plantenkoopman die Ben blijkt te heten.
‘Ja mevrouw’ zegt hij, ‘een klein tikje is genoeg om je alles te laten horen. Probeer maar voorzichtig want de belletjes zijn heel teer’.
Dan geeft Juultje met een klam handje een tikje tegen het plantje.
‘Ja, mama ik hoor het’ zegt zij juichend. Luister maar.
'Mag ik dan die belletjesplant van u meneer?’
‘Dat is dan drie gulden mevrouw.’
’Alstublieft’ zegt zij, met een stralende glimlach.
Juultje mag de plant zelf dragen. Heel voorzichtig.
Opeens schuift er een dikke man in versleten kleding door de menigte. Grauw, behaarde handen en met een logge gang. Hij loopt pardoes tegen Juultje en haar plantje op.
Er zijn wat belletjes van het plantje van Juultje af gevallen, zomaar op de straatstenen.
‘Mama’, zegt Juultje verontwaardigd, en ze huilt bijna, ‘die man heeft mijn belletjes eraf gelopen.‘
‘Stil maar Juultje, er zitten er nog genoeg aan.’
Getroost lopen dochter en moeder verder, nagekeken door Ben de plantenman.

Na een korte stilte begint het carillon weer opnieuw. Weer Mozart, weer de Krönungsmesse maar nu lijkt het of het anders klinkt. Of er andere muziekinstrumenten te horen zijn. Ben kijkt omhoog naar de toren waar de muziek uit dwarrelt. De muziek die hij ook kent. Van lang geleden toen hij op een koor zong. De muziek die soms zo melancholiek klinkt en dan weer uitbundig. Muziek die hem in zijn hart raakt en zeker nu hij Eva weer heeft gezien. Het meisje waar hij zo hartstochtelijk verliefd op was.
Vanuit zijn ooghoeken had hij haar op de bloemenmarkt zien aankomen. Eva. De Eva waar hij in het laatste jaar van zijn lagereschooltijd zo mateloos verliefd op was. Zoals een beginnende puber dat kan zijn. Alles vond hij mooi aan haar. De stralende mond, de blonde haren. Ze is veranderd. Volwassen geworden. En dat kind, dat moet van haar zijn. Via via had hij ervan gehoord. Na de lage school was hij naar de lagere land -en tuinbouwschool gegaan. En Eva. Eva die kon zo goed leren? Die ging gelijk naar het Lyceum. Het Christelijk lyceum, dat wel. Maar met een vader die procuratiehouder was op een grote fabriek kon dat moeilijk anders. Die moest zijn enige dochter wel door laten leren.
Soms zag hij haar als zij in de binnenstad met vriendinnen liep te winkelen. Dan voelde hij een onmetelijk verlangen naar haar. Maar zij bekeek hem niet of wilde hem niet bekijken. In haar ogen was die school in Maasland waar hij naar toe was gegaan een school voor losers. Minkukels die weinig konden. En dan staat zij zo maar voor hem. Voor zijn plantenkraam.

De pijn die hij voelde toen Eva hem niet zag staan heeft plaats gemaakt voor berusting. Uiteindelijk zouden ze het toch niet hebben kunnen redden. Daarvoor was de afstand vanaf het begin al groot genoeg. En ach, nu heeft hij ook zijn blije momenten met Anna.

Terwijl hij andere klanten helpt, luistert hij ongemerkt weer naar het carillon. Hij weet wie daar speelt. Een kleinzoon van Jaap de Hoogh. Een kleinzoon van de beroemde blinde beiaardier die ook organist was in de Westerkerk op het Simonsorgel. Hij herkent de melodie en de compositie, de Kröningmesse van Mozart. Het begin 'Kyrie, kyrie eleison.’
Ongemerkt zingt hij de baspartij mee. Klanten kijken verbaasd.
'Wat zing je' vragen zij.
‘Horen jullie dat niet, Mozart, de Krönungmesse.’
Een enkeling kijkt naar de toren, naar de beiaard. Een ander draait zich om om beter te kunnen luisteren. Er komt een glimlach over de gezichten.
Er wordt gefluisterd 'Het is Jaap de Hoogh, onze stadsbeiaardier.’
Het Kyrie gaat over in het Gloria. Steeds meer mensen luisteren en kijken omhoog. Op de Markt, op de grachten en in de huizen 'Gloria in excelsis Deo.’ Eén begint te zingen, een ander doet mee. Binnen de kortste keren zingt heel de stad.

Vanuit zijn plaats in de toren kijkt beiaardier Jaap de Hoogh naar beneden. Zijn handen en voeten spelen. Hij hoort zingen. Het 'Gloria in excelsis Deo.’ Doorgaan denkt hij, doorgaan. Ik zal Mozart spelen zoals het nog nooit gespeeld is. Alle achtenveertig klokken zal ik laten zingen.
Na het 'Dona nobis pacem' is het stil. Heel de stad zwijgt. En dan ineens, klinkt er een donderend applaus. Een applaus voor Mozart. Een applaus voor hem, Jaap de Hoogh, stadsbeiaardier van Delft. Hij komt zijn glazen speelkamertje uit en zwaait naar de mensen. Naar alle mensen. En alle mensen zwaaien terug.

Ook Eva heeft meegezongen. Juultje heeft heel stil geluisterd.
’Mooi hè mamma', zegt zij met haar liefste stem. Eva kijkt naar haar dochter. Haar lieve meid van acht. Ontroerd knuffelt zij haar kind.
‘Ja Juultje, mama vond het ook mooi. Alle mensen in de stad vonden het mooi. Nu gaan wij naar huis. Haar man Maarten heeft in zijn atelier zitten luisteren en steekt net de straat over om naar huis te gaan. Blij ziet hij zijn vrouw en dochtertje de straat inkomen.

Dan wordt er gebeld. Eva doet open. Daar staat Jaap de Hoogh, de beiaardier. De man die zo mooi kan spelen, hoog in de toren, hoog boven de stad.
‘Was jij het echt Jaap' vraagt Eva. 'Die zo mooi speelde? Ik hoopte het. Steeds dacht ik aan jou, hoog in je kamertje.’
Jaap knikt en geeft een Eva een dikke zoen.
‘En waar is die man van jou Eva, die knapperd waar je zo van houdt?'
‘Maarten, Maarten, kom eens even, Jaap is er.'
‘Moe?' vraagt Maarten aan Jaap, ‘moe van het spelen? Het is zeker een heel karwei om al die 48 klokken aan het klinken te krijgen.'
‘Och’ zegt Jaap bescheiden, ‘een beetje talent, een beetje oefenen en een klokkenspel om van te zoenen’. Alles kwam vandaag samen. De zomer, de bloemen.
‘Zo te horen’ zegt Maarten met een stem waar jaloersheid in door klinkt, ‘had je het best naar je zin. De hele stad luisterde, de mensen klapten en zongen mee. En ik maar schilderen in dat benauwde zolderkamertje van mij. Maar alle gekheid op een stokje. Ik had het raam open staan en heb ook mee genoten’.
‘Koffie of liever wat anders vraagt Eva met een lief gezicht als ze met elkaar op het ruime dakterras van het oude huis zitten.
‘Ik dacht aan een koel glas witte wijn’ zegt Jaap en hij kijkt met aparte glimlach langs Maarten naar Eva‘.
‘Komt er aan en als ik terug ben heb ik je heel wat te vragen’.

‘Zeg Jaap', vraagt Eva, ‘waarom ben je eigenlijk beiaardier geworden?'
'Och’, zegt Jaap, 'dat is een lang en mooi verhaal.'
'Mijn grootvader woonde in de Raamstraat', vertelt Jaap, 'in een mooi groot en sterk huis dat uitkeek op de toren van de Nieuwe Kerk. Daar stond ook een oefenbeiaard. Zijn kinderen vonden dat spelen erop maar niks, dat gebonk op dat 'stokkending. En de vrouw van mijn grootvader, Annet, was ook niet muzikaal. Maar hij kon weinig anders dan musiceren. De meeste tijd zat hij in het beiaardierhuisje in de Kerkstraat om zijn concerten voor te bereiden. Hij reisde namelijk het hele land af en dat gepoetst en gestof van grootmoeder kon hij wel missen. Maar goed, van de vele kinderen die mijn grootouders hadden was ik, samen met één broer, het kleinkind dat wèl van de muziek van opa hield, en al gauw mochten wij muziekspelletjes doen. Toen ik groter werd mocht ik mee naar de toren van de Nieuwe Kerk. Om te kijken, en later onder leiding van opa, om te spelen. En zo is het gekomen.'

'Zo, nu heb ik wel genoeg verteld', zegt Jaap, 'ik wil graag nog een groot glas witte wijn’. Eva kijkt hem aan met een speciale lach. Ooit hield zij van die man. Sterk en intens. Maar hij vertrok tijdelijk naar het buitenland om zijn studie af te maken. In die tijd werd zij verliefd op Maarten. Ook een mooie man maar zoals Jaap? Ze besluit er niet meer over na te denken. Het is wel goed zo.
Bij het naar bed gaan kijkt Eva met een lieve blik naar Maarten.
‘Is je schilderij af’ vraagt zij. ‘Staat Juultje er mooi op?
‘Je wilt het niet weten hoe mooi. De volgende keer schilder ik jou met muziek van Mozart in je hand’.

Jaren later hoorde Ben weer van Eva.
Zijn zaken waren goed gegaan. De plantenkraam verkocht aan een ander. Geld genoeg gebeurd om te scheiden van Anna.
En Eva? Die knappe juriste die later in een boetiek ging werken?
Ze was gescheiden van haar man Maarten die kunstschilder was. Hij had een klein atelier vlakbij zijn huis. Zijn werk verkocht niet en ook de verhalen die hij schreef kwamen niet verder dan zijn computer. Hij werd er depressief van. Natuurlijk had hij er alles aan gedaan. Therapieën gevolgd. Op fietsretraite naar Santiago de Compostella. Het had allemaal niet geholpen. Ten einde raad had hij zich in een avontuurtje gestort waar zij niet mee kon leven.
Ze was gescheiden en verhuisd met het weinige dat door de armoede niet verpatst was.
Toen hij dat hoorde kwam dat oude verlangen weer boven. Dat verlangen naar haar. Misschien was zij veranderd. Niet meer zo verwaand. En dat kind. Ach, stiefvader is ook wel wat.
De brieven die hij later stuurde bleven onbeantwoord. De sms’en kwamen niet aan. In de herfst van zijn leven had hij er zich bij neer gelegd. Zijn geld geteld en was een voorbeeldig leven gaan leven. Maar diep in zijn hart?.

Op een donkere avond zat Ben alleen aan de keukentafel. Hij bladert gedachteloos in het advertentieblad. Dan ziet hij een rouwadvertentie staan. Met een naam die nooit uit zijn gedachten is geweest. Eva Bouwmeester.

Op het kerkhof keek haar kind hem niet aan. Haar familie huilde bij het open graf. Uit de aula kwam het geluid van een koor dat de Krönungsmesse van Mozart zong.
Diep in het donker van de pijnbomen benam hij zich van het leven..


Uw reactie op dit verhaal hoor ik graag --> deruyterrestauratie@12move.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten